Omzien bij vertrek – afscheid van drie dominees
Door Gert de Pijper
Statistisch gezien is de kans erop klein. En dan gebeurt het toch. Dat drie predikanten de Protestantse Gemeente Amersfoort vrijwel tegelijk verlaten.
Arjan Plaisier van De Brug ging in augustus met emeritaat. Wim Verschoor van de Fonteinkerk beëindigt zijn actieve dienst in deze maand september. Willem Jan Dekker tenslotte verlaat de Sint Joriskerk, ook in september, omdat hij een beroep van wijkgemeente Johannes naar de Grote Kerk in Wageningen heeft aangenomen.
Diensten, rituelen en mensen – Gemis
Ze kijken terug. De eerste vraag aan hen is: wat gaan ze straks missen?
Dekker: “De diensten in de Joriskerk, die zijn voor mij onvergetelijk. Dat ga ik niet meer vinden op die manier. Gewoon de diensten daar met Rien (Rien Donkersloot – GdP) achter het orgel.”
Plaisier blijkt gehecht aan een ritueel: “Die spannende tijd… van zaterdagavond tot zondag koffietijd. Altijd weer opnieuw toeleven naar zo’n dienst. En dan begint het op een gegeven moment. Komen de mensen weer samen. En dan maak je met elkaar iets door. En dan, koffie en soms ook nog een stukje uitwisseling. En dan vooral dat je denkt: ja hé, het is weer gelukt. Dat gevoel.”
Voor Verschoor zijn het de mensen: “Niet allemaal. Dat zou ook een beetje bizar zijn. Maar ja, mensen met wie je intensief hebt samengewerkt, of met wie je bijzondere gesprekken… of een intense beleving rond een sterfbed. Ja, dat ga je toch missen. Alle gesprekken en contacten daaromheen.”
Ze gaan ook dingen níet missen.
Verschoor noemt een ‘wat drukkend gevoel’: “Om dus als predikant de kerk te moeten redden. Dat is wel een beetje lastig. Niet dat je er nou wakker van lag of zo. Toch moet jíj eigenlijk een bepaalde oplossing kunnen aanreiken, want je hebt ervoor geleerd. Nou ja, dat kon ik niet.”
Plaisier: “Gedoe. Dat je ook soms een dienst hebt gehad. En dat iemand dan over iets is gevallen. En je voelt jezelf al gauw toch min of meer verantwoordelijk. Of je voelt je geraakt.”
Predikant zijn: mooi, lastig en uitdagend
Dekker: “En het raakt vaak, omdat wat jij aan het doen bent zo existentieel is, ook voor jezelf. Dus het persoonlijke en werk scheiden, dat gaat bijna niet. Ergens raakt het ook altijd aan de manier waarop jij meent dat je predikant moet zijn. En je doet je stinkende best op die zondagochtend. En je weet je meegenomen in dat heilige dat gebeurt. Daar zie je dus aan de ene kant van wat wij hier zeggen, dat je heel erg geniet van het optrekken met een gemeenschap, met mensen. Dat je van ze gaat houden, ik merk dat heel sterk. Maar met mensen optrekken is ook met mensen optrekken die soms gewoon heel lastig zijn. Je kent jezelf. En dan is er heel veel moois. Maar ook veel lelijks.”
Verschoor: “Ik denk zelfs, in de loop der jaren, wordt de druk op predikanten steeds groter. Nu wordt steeds meer gevraagd van jou, hoe communiceer je, met je kerkenraad, met je mensen. En dat was vroeger helemaal niet zo’n punt.”
Plaisier: “Het heeft ook te maken met een bepaalde homogeniteit, die er toch meer was in voorgaande tijden. Ook soms wel spanningen tussen die diverse identiteiten in jouw kerk. Ja, en dat ligt ook wel weer bij jou, om daar wat mee te doen.”
Verschoor: “Ja, het moet meer maatwerk zijn. Ik bedoel, ook vroeger, dan ging je ergens wonen: waar is de dichtstbijzijnde gereformeerde kerk? Want ja, daar hoorde je thuis. En nu maken ze allemaal even een rondje door heel Amersfoort. Vier, vijf kerken. Het is toch iets meer als consument.”
Plaisier: “Maar ook degene die al lang bij een kerk hoort, is zich meer zo gaan opstellen. Maar zo is het, zo willen we dat het blijft, bijvoorbeeld. En ik denk dat elke predikant vandaag de dag in meerdere of mindere mate in dat krachtenveld zit. Waarin er dus veel meer door communicatie moet worden opgevangen.
Verbinding & urgentie
Dekker: “Dus als het gaat over uitdaging, dan lag die voor mij bij het woord verbinding. Daar hebben we het denk ik over. En je merkt het ook in het beroepingswerk, dat er heel erg gezocht wordt naar predikanten die verbinden. En dat zegt dus iets over die situatie van verschillen, waar het vroeger wat homogener was. En dan toch samen die ene gemeente vormen. Maar hoe zal ze die ene gemeente zijn? Dat is denk ik voor elke gemeente de uitdaging.”
Plaisier: “Jij (Verschoor – GdP) begon net van ik hoop ook kwijt te zijn dat idee: ik moet de kerk redden. Nee, je hoeft de kerk niet te redden. Maar, ik heb wel zorgen over de kerk. En die zijn er altijd geweest. Vanaf het begin. Dat er voldoende levende getuigen zijn. Die het evangelie overdragen aan een volgende generatie. Het is een besef van urgentie.”
Verschoor: “Ik haal wel een soort van troost uit die Joriskerk. Dat gebouw staat er al eeuwen lang. Die staat er nog wel een paar eeuwen. En mochten alle gebouwen hier wegens gebrek aan mensen en geld moeten sluiten. Kunnen we altijd in die Joriskerk samen gaan.”
Plaisier: “Dat is terecht dat je dat noemt. Er is ook een besef van, die kerk is de kerk van alle tijden. En die blijft overeind. Dat geloof ik ook.
Dekker: “En dan… jullie gaan stoppen. Ik herken dit, die urgentie en zo. En ik ben super blij dat ik me er nog een poosje voor kan geven. Er staat werkelijk iets op het spel. Maar dat maakt ons werk buitengewoon relevant ook.”
Verschoor: “Jíj kiest toch heel bewust voor een urgente gemeente. Waar ze echt wel zorgen hebben over de toekomst.”
Plaisier: “Nou ja, dat is natuurlijk hartstikke mooi, Willem Jan. Dus daarin benijd ik je ook weer, dat jij weer naar die volgende plek mag. En dat wij nu ook moeten accepteren dat we in dat opzicht uitgediend zijn. Maar wij blijven in het ambt, toch?”
Verschoor: “Daarom ga je ook met emeritaat en niet met pensioen, want je blijft predikant.”
Dekker: “Ja, en dat het dus ongelooflijk belangrijk is dat gekeken wordt op welke manier ook predikanten die nu met emeritaat zijn, vruchtbaar blijven voor de kerk. Ik heb het idee dat er steeds meer emeriti zijn die heel actief nog bezig zijn in de kerk. En dat kan ik alleen maar toejuichen.”
De kerk die blijft
Plaisier: “Ik ben er eigenlijk ook een beetje klaar mee om constant weer te gaan zeuren over de neergang van de kerk. Wij beleven nu moeilijke tijden. Dat is zo. Accepteer het maar. Had je in een andere tijd geleefd, was het dan beter geweest? Nou, dat geloof ik helemaal niet. Ik geloof in de ene heilige, katholieke, apostolische kerk. Die blijft.”
Dekker: “Het is ook de realiteit onder ogen zien, maar we geloven wel in een levende Christus. En dat is geen dooddoener.”
Plaisier: “Nee, precies.”
Dekker: “En we doen Hem tekort en je doet de gemeente tekort die daar gewoon op dat moment ook is. Dat heeft mij zo in Wageningen aangegrepen. Er is daar sprake van krimp. En die krimp zet ondanks een samenvoeging door. Er zit daar een groep mensen die net de honderd aantikt. Maar die zetten de schouders eronder. Die geloven erin. Die wil je dan niet alleen laten. En dan ga je het ook niet hebben over neergang. Maar dan ga je het hebben over… wíj mogen nu, hoewel we klein geworden zijn, híer gemeente van Christus zijn. Hoe mooi is dat? En dat is een andere benadering dan… we zitten in een neergang en wie doet morgen het licht uit? Je kunt zo denkend gemakkelijk aan de realiteit voorbij zien. Dat wil ik ook niet. Maar ik wil wel vanuit het geloof ernaar kijken.”
Geloven, toen en nu
Verschoor: “Ik vond de mooiste vraag: wat heeft het nou met je geloof gedaan? Ik denk dat het toch wel een bepaalde ontwikkeling geweest is. In mijn ogen ten goede. Maar ik denk dat ik, toen ik hier twintig jaar geleden kwam, nog behoorlijk calvinistisch dacht. Je schiet als mens eigenlijk altijd te kort. Dat heb ik dan wel wat opzij kunnen schuiven. Voor wat meer de Joodse benadering. Ik ben toch ook een partner van God. Ik mag meedenken over de wereld. Ik mag het ook soms met God oneens zijn. Dat deed Mozes ook.”
Plaisier: “Ik zie ook alweer continuïteit bij mezelf. Ik kan me nog herinneren dat ik als 17-, 18-jarige gegrepen werd door het denken van Pascal. Bijvoorbeeld zo’n uitspraak: ‘God van Abraham, Izak en Jacob, God van Jezus Christus, niet de God van de filosofen en de geleerden.’ Dus die hele concentratie op die God van Abraham, Izak en Jacob en Jezus Christus. En dat zeg ik nog precies zo, daar zet ik nog weer mijn handtekening onder.”
Dekker: “Ik geloof nog steeds in hetzelfde, maar God is nog veel groter dan ik had gedacht.”
Tenslotte: een advies voor beginnende predikanten?
Verschoor: “Heel kort. Blijf bij jezelf. En blijf bij je eigen bronnen van spiritualiteit en waar jij warm van wordt. Alleen dan is er een kans dat de vonk overspringt.”
Plaisier: Ik sluit er helemaal bij aan. We hebben het erover gehad, je moet verbinder zijn. Dat moet je ook zijn, maar als dat je hoofd-item wordt, word je gek. Je moet ook gewoon zeggen: ‘ik ga hier maar gewoon bidden.’ Pas ook dat verhaal van een collega. Dat stond in de krant. Die zet de wekker elke dag om één uur. En dan bidt zij voor belijdeniscatechisanten. Want die zijn er al een halve eeuw niet meer geweest. Dus wat doe jij als predikant? Ik laat de wekker gaan, ik ga weer bidden. Nou, dat vind ik dus het predikantschap van morgen.”